Ex(p)oplanet
…
Klik om aangepaste HTML-code in te stellen
Perceptie van ruimte en tijd
Energie en materie Wat is ons denken, niet denken ? Materie en anti materie ... leegte Denken - mijmeren - mediteren - niet denken - ervaren Ruimte - zonnestelsel - melkweg - sterrenstelsels - veel sterrenstelsels - oneindig aantal sterrenstelsels Oneindigheid Big bang - voor de big bang Witte dwergen - rode reuzen Neutronensterren Supernova’s - unnova’s zwarte gaten Energie Zwaartekracht Spinnen Beweging Gammastralen Aantrekking - uitstoten - destructie Natuurkrachten Natuurwetten Levenscyclus Dood - leven Goden - spiritualteit Transcendentie Toch werden er halverwege de jaren negentig voor het eerst planeten bij andere, zonachtige sterren ontdekt. Een zware planeet verraadt zijn aanwezigheid namelijk door de zwaartekracht. De planeet draait om de ster, maar in werkelijkheid beweegt de ster ook. Planeet en ster beschrijven namelijk allebei een baan om een gemeenschappelijk zwaartepunt. De zwaartekracht van een planeet veroorzaakt dus een kleine periodieke schommeling in de positie van de ster, die met een gevoelige spectrograaf opgemeten kan worden. Uit de grootte van die schommelingen kan de massa van de exoplaneet bepaald worden, en de periode van de variaties vertelt je direct de omlooptijd van de planeet.
Inmiddels worden de meeste planeten ontdekt via een andere methode, de zogeheten ‘overgangstechniek’. Wanneer we vanaf de aarde precies van opzij tegen de baan van de planeet aankijken, schuift hij elke omloop voor zijn ster langs, waardoor er periodieke helderheidsdipjes optreden in het licht van de ster. De Amerikaanse ruimtetelescoop Kepler heeft op die manier al een paar duizend kandidaat-exoplaneten gevonden. Het mooie van de overgangstechniek is dat de grootte van de helderheidsdipjes je direct vertellen wat de middellijn van de planeet is. De meeste van al die nieuw ontdekte planeten lijken overigens in geen enkel opzicht op de planeten in ons eigen zonnestelsel. Soms gaat het om zware reuzenplaneten die op een afstand van hooguit een paar miljoen kilometer om hun ster heen draaien - veel dichterbij dan de afstand van Mercurius tot de zon. Deze buitenbeentjes worden ‘hete Jupiters’ genoemd. Vermoedelijk zijn ze op grotere afstand van hun moederster ontstaan, en pas later naar binnen ‘gemigreerd’. Andere planeten beschrijven langgerekte of sterk gehelde banen. Daarnaast zijn er gloeiend hete ‘lavaplaneten’, dampende ‘saunaplaneten’ en stijf bevroren ijsplaneten ontdekt. Bron: allesoversterrenkunde.nl In het centrum van de meeste sterrenstelsels ligt een superzwaar zwart gat en dat is ook met onze Melkweg het geval. Sagittarius A*, zoals dat zwarte gat heet, staat niet bekend als een erg actieve kern, het slokt niet veel materie op uit de buurt en stoot dus ook niet veel straling uit. Maar daar lijkt verandering in te komen. Een nieuwe studie bevestigt dat Sagittarius A* sinds augustus 2014 drie keer meer energierijke uitbarstingen kent in het röntgenspectrum dan daarvoor. Hoe dat komt is voorlopig nog onduidelijk.
Bron: vrt.nws Waarnemingen met ESO’s Very Large Telescope (VLT) hebben voor het eerst aangetoond dat een ster die in een baan om het superzware zwarte gat in het centrum van de Melkweg draait precies zo beweegt als Einsteins algemene relativiteitstheorie voorspelt. Zijn baan is rozetvormig in plaats van elliptisch, zoals Newtons zwaartekrachttheorie suggereert. Dit resultaat, waarnaar lang is gezocht, is te danken aan een reeks metingen van toenemende nauwkeurigheid die zich over een periode van bijna dertig jaar uitstrekt (Astronomy & Astrophysics, 16 april).
Einsteins algemene relativiteitstheorie stelt dat de omloopbaan van het ene object om het andere niet gesloten is, zoals voorspeld door de zwaartekrachttheorie van Newton, maar een voorwaartse precessiebeweging maakt. Dit beroemde effect – voor het eerst waargenomen bij de baanbeweging van de planeet Mercurius om de zon – was het eerste bewijs dat de algemene relativiteitstheorie bevestigde. Nu, honderd jaar later, is hetzelfde effect gedetecteerd bij de beweging van een ster die om de compacte radiobron Sagittarius A* – het superzware zwarte gat in het centrum van de Melkweg – draait. Sagittarius A* en de verzameling sterren daaromheen vormen een uniek laboratorium op 26.000 lichtjaar afstand dat kan worden gebruikt voor het testen van de natuurkunde onder extreme zwaartekracht. Een van deze sterren, S2, scheert tot op een afstand van minder dan 20 miljard kilometer (120 keer de afstand zon-aarde) langs het superzware zwarte gat, en is daarmee een van de meest nabije sterren die ooit bij dit zwaargewicht zijn opgespoord. Over elke omloop doet S2 zestien jaar en tijdens zijn dichtste nadering tot het zwarte gat verplaatst hij zich met bijna drie procent van de lichtsnelheid. De omloopbaan van S2 vertoont precessie, wat betekent dat de locatie van het punt van dichtste nadering tot het superzware zwarte gat per omloop opschuift. Hierdoor is elke volgende omloopbaan een stukje verdraaid ten opzichte van de vorige en ontstaat een rozetpatroon. De algemene relativiteitstheorie doet een nauwkeurige voorspelling van die verdraaiing en de laatste metingen van dit onderzoek zijn daarmee volledig in overeenstemming. Dit effect, dat bekendstaat als de Schwarzschild-precessie, is nooit eerder gemeten voor een ster die om een superzwaar zwart gat draait. Bron: Eso.org Verre clusters van sterrenstelsels stromen op mysterieuze wijze met een miljoen mijl per uur langs een pad dat ruwweg gecentreerd is rond de zuidelijke sterrenbeelden Centaurus en Hydra. Een nieuwe studie onder leiding van Alexander Kashlinsky bij NASA's Goddard Space Flight Center in Greenbelt, Maryland, volgt deze collectieve beweging - ook wel de "donkere stroom" genoemd - tot tweemaal de oorspronkelijk gerapporteerde afstand.
'Dit is niet iets dat we wilden vinden, maar we kunnen het niet laten verdwijnen', zei Kashlinsky. "Nu zien we dat het aanhoudt op veel grotere afstanden - tot wel 2,5 miljard lichtjaar verwijderd." De nieuwe studie verschijnt in het nummer van 20 maart The Astrophysical Journal Letters. De clusters lijken te bewegen langs een lijn die zich uitstrekt van ons zonnestelsel naar Centaurus / Hydra, maar de richting van deze beweging is minder zeker. Er zijn aanwijzingen dat de clusters langs dit pad naar buiten gaan, weg van de aarde, maar het team kan de tegengestelde stroom nog niet uitsluiten. "We detecteren beweging langs deze as, maar op dit moment kunnen onze gegevens niet zo sterk aangeven als we zouden willen of de clusters komen of gaan," zei Kashlinsky. De donkere stroom is controversieel omdat de verdeling van materie in het waargenomen universum er geen verklaring voor kan zijn. Het bestaan ervan suggereert dat een structuur buiten het zichtbare universum - buiten onze "horizon" - materie in onze omgeving aantrekt. Bron: nasa.gov De term multiversum verwijst naar het idee of concept dat er naast het zichtbare universumwaar we in leven nog veel (volgens sommigen oneindig veel) andere universa zijn die parallelle universa worden genoemd. Volgens de oerknaltheorie zal het heelal uitdijen, maar als er meerdere ruimten zijn die dat ook doen, zullen ze elkaar op den duur kruisen. Dit hangt nauw samen met het idee van een multiversum. Er ontstaan nieuwe centra, waar materie zich opnieuw samenvoegt, en waar zodoende ook nieuwe oerknallen kunnen ontstaan. Zo ontstaat er een soort "superheelal".
Bron: wikipedia De oerknal theorie beschrijft het heelal vanaf de tijd dat het kleiner was dan een atoom. Maar de theorie vertelt ons niet hoe of waarom het heelal is ontstaan – en al helemaal niet wat er daarvóór was. Het kan zijn dat tijd en ruimte zoals we die kennen in de oerknal tot stand kwamen. Maar dat sluit niet uit dat ze een achtergrond hebben in iets wat er voor de oerknal al was.
Je zou zeggen dat er niets uit niets kan ontstaan. En een heelal dat opduikt uit het niets, kunnen we wetenschappelijk gezien niet begrijpen. Daarom nemen steeds meer kosmologen aan dat de oerknal plaatsvond in iets wat al bestond. Hun overwegingen hebben met elkaar gemeen dat ze uitgaan van een lege ruimte die altijd al bestond, en waar de wetten van de kwantummechanica heersen. Met zo’n ruimte is het mogelijk om theorieën op te stellen die misschien een antwoord kunnen geven op de vraag wat er voorafgaand aan de oerknal gebeurde. Volgens een van deze theorieën, het idee van de eeuwige inflatie, ontstaan er in de lege ruimte voortdurend universa, die uitdijen. Ons heelal is slechts een van de waarschijnlijk oneindig vele, en de andere zijn zo ver weg in tijd en ruimte, dat alle communicatie onmogelijk is. In die theorie dijt de lege ruimte in een razend tempo uit, waardoor de afzonderlijke universa steeds verder uit elkaar komen te liggen. Andere theorieën werken met cyclische universa, die ontstaan, instorten en weer opnieuw ontstaan. Ze geven dan wel een indruk van wat er vóór de oerknal was, maar lossen het fundamentele raadsel van het ontstaan niet op: waarom er iets is, en niet niets. Het probleem is alleen naar een oneindig ver verleden verschoven. Krijgen we antwoord?Om een antwoord te krijgen, zouden we moeten weten of er andere of vroegere universa zijn. Die hebben we wel gezocht in de kosmische achtergrondstraling, maar daar kwamen geen betrouwbare resultaten uit – en dat zien we voorlopig ook nog niet gebeuren. Bron: wibnet.nl Het oudste licht in het heelal is dat van de kosmische microgolfachtergrond (CMB). Dit licht werd gevormd toen de dichte materie aan het begin van het universum uiteindelijk voldoende afkoelde om transparant te worden. Het heeft miljarden jaren gereisd om ons te bereiken, zich uitstrekkend van een feloranje gloed tot koele, onzichtbare microgolven. Het is natuurlijk een uitstekende bron om de geschiedenis en uitdijing van de kosmos te begrijpen.
De CMB is een van de manieren waarop we de snelheid van kosmische expansie kunnen meten. In het vroege heelal waren er kleine schommelingen in dichtheid en temperatuur in de hete, dichte zee van de oerknal. Terwijl het universum uitdijde , werden de fluctuaties ook groter. Dus de schaal van fluctuaties die we vandaag in de kosmische microgolfachtergrond zien, vertelt ons hoe het universum moet zijn gegroeid. Gemiddeld zijn de fluctuaties ongeveer een miljard lichtjaar in doorsnede, en dit geeft ons een waarde voor de snelheid (de Hubble-parameter) als ergens tussen 67,2 en 68,1 km / sec / Mpc. De meeste gedetailleerde waarnemingen van de CMB worden gedaan met satellieten zoals de Planck-satelliet. In de ruimte heeft men een duidelijk zicht op de kosmische restwarmte, waardoor temperatuurschommelingen gemeten kunnen worden. De Atacama Cosmology Telescope bevindt zich op het land, maar staat hoog in de Andes, waar de lucht erg dun en droog is, met als gevolg een redelijk goed zicht op de CMB. Maar het is ook speciaal ontworpen om naar de polarisatie van het kosmische licht te kijken. Het vroege universum was gevuld met licht, maar omdat het zo heet en geïoniseerd was, konden fotonen niet ver reizen voordat ze door een proton of elektron werden verstrooid. Maar ongeveer 380.000 jaar na de oerknal koelde materie in het vroege universum voldoende af om neutraal waterstof en helium te worden, dat grotendeels transparant is voor licht. Het CMB-licht dat we zien, heeft nog een laatste verstrooiing veroorzaakt voordat de dingen voldoende opgeklaard waren om ons te bereiken. Wanneer licht iets verstrooit, is het georiënteerd of gepolariseerd ten opzichte van die verstrooiing. Al het CMB-licht is dus gepolariseerd en de oriëntatie ervan vertelt ons over het vroege universum. Bron: Urania.be Ik ben niets
Ik zal nooit iets zijn Ik kan ook niets iets willen zijn Afgezien daarvan koester ik alle dromen van de wereld Fernando Pessoa |
Ex(p)oplanetA collaboration between researchers astrofysica who investigate different aspects of exoplanets and artists of the interdisciplinary studio at SLAC Leuven under the supervision of Marc Horemans and Katrien Kolenberg Archieven
July 2021
Categorieën |